Ze zal een Belgisch paspoort hebben, en een Arabische/Swahili naam. Ze zal minstens vier talen spreken, zich thuisvoelen in Albanië en Turkije, en opgroeien in Brussel. Haar pad zal hier en daar over een racistische hobbel lopen, maar haar vader, Bleri Lleshi, wil dat Inaya één ding voor ogen houdt: hoop gaat boven cynisme.
’Waarom zou je mijn dochter als een probleem moeten zien? Omdat ze haar roots op drie plekken heeft? Dat is rijkdom, dat is het tegendeel van een probleem.’ Bleri Lleshi (35) is zo vol van de komst van zijn eerste kind dat hij nog voor de geboorte zijn levensvisie voor haar op papier heeft gezet. Haar moeder, een Belgische van Turkse origine, koos de naam, Inaya, waarvoor ze zich liet inspireren door een nummer van de Franse rapper Soprano.
Lleshi was meteen gecharmeerd door de betekenis van Inaya: ‘zorgzaamheid’, een kwaliteit die hij hoog aanslaat: in zijn relatie met zijn vrouw en zijn familie, maar ook met de wereld. Hij weigert ontgoocheld te zijn, zelfs in de politiek. Wat hem onderscheidt van doemdenkers? ‘Ik wil de problemen benoemen’, zegt hij met een knipoog naar onze forse politici van tegenwoordig, ‘maar ook de alternatieven.’
’Ik krijg misschien maar tien dagen vaderschapsverlof, en dat stelt me teleur. Maar in Zweden hebben mannen en vrouwen samen recht op 480 dagen ouderschapsverlof, waarbij wordt gestimuleerd dat de vader zijn deel neemt. En dat is een van de productiefste economieën van Europa: dat stemt me dan weer hoopvol. Voor elk negatief feit, is er een positief te vinden. Je moet het alleen willen zien. Je kunt blijven staren naar Donald Trump, of je kunt kijken naar de burgerbeweging die Bernie Sanders op gang getrokken heeft. Goedheid, rechtvaardigheid, verbondenheid zullen het halen van het stijgende cynisme.’
Goed kijken is het begin van zorgzaamheid. Lleshi weet hoe hij zijn dochter zal zien: als een olijfkleurige schoonheid met zwarte haren, een bloedmooie vrouw van de wereld. Maar hij weet ook hoe een deel van de buitenwereld haar zal zien: als een meisje met een migratieachtergrond.
Hij wil haar nu al zeggen dat ze het niet persoonlijk moet nemen. Dat empathie een schaars goed geworden is, waardoor mensen pas problemen herkennen, als ze er zelf mee geconfronteerd worden. Dat daardoor aberraties ontstaan, zoals een minister die racisme ‘relatief’ noemt. Of de minister van Onderwijs die allochtone ouders aanwijst als schuldige voor de ongelijkheid die het onderwijs in stand houdt.
Het valt hem soms zwaar om die uitspraken als onwetendheid te zien, om politici niet op zijn minst van desinteresse te verdenken. ‘Als ouders, van welke origine ook, niet participeren op school, staat je één ding te doen: vragen wat er scheelt. Reden nummer één is dat mensen openstaande schoolrekeningen hebben, waarvoor ze zich schamen.’
Het gesprek als tactiek
Hij heeft maar één tactiek in dit leven, die hij toepast als docent aan de sociale hogeschool UCLL, als jongerenwerker, en in zijn lezingen overal te lande: het gesprek. ‘De jongste jaren heb ik beseft dat het nuttiger is om verbindingen te leggen dan om je uit elkaar te laten spelen. Dus ga ik zo veel mogelijk spreken, vooral voor de zwijgende meerderheid, de mensen die het niet goed weten, die openstaan voor een echt gesprek. Heel vaak komt een meerderheid van het publiek me nadien bedanken. Dat stemt me hoopvol. Vlaanderen is niet per definitie racistisch. Veel mensen zijn alleen vatbaar voor racisme, omdat we te weinig een positief geluid laten horen.’
Minister van Participatie
’Wees strijdbaar’, schrijft hij zijn dochter. Hij wil dat ze zich laat horen, dat ze niet zo onopvallend mogelijk door het leven sluipt. ‘Ze is vierde generatie. Haar grootmoeder en moeder zijn hier geboren, ik woon hier al een half leven. Zij moet niemand om toestemming vragen om hier te zijn. Te lang hebben mensen met een migratieachtergrond zich zo onzichtbaar mogelijk gemaakt. De volgende generatie moet, meer nog dan de huidige, de strijdbare generatie zijn. Ze moet haar plek in deze samenleving opeisen. Ze moet zeggen: dit is mijn land, hier ben ik geboren, hier ga ik naar school, hier werk ik, hier vindt mijn leven plaats en zolang ik hier ben, maak ik daar het beste van.’
Dat advies geeft hij ook als jongerencoach in Brusselse scholen – het soort scholen waar jongeren soms niet eens goed meer weten of ze zich nu Belg of Marokkaan moeten voelen. ‘Het maakt niet uit wat je bent, of dat je dat niet goed weet. Je leven is hier, focus op wat hier is. Niet zozeer omdat België ons zo dierbaar moet zijn, maar voor jezelf. Je engageren is investeren in jezelf. Als je je in de slachtofferrol laat duwen, doe je jezelf tekort.’
Hij vertelt zonder woede, maar vol overtuiging. Zijn Nederlands heeft hij niet in een verplicht inburgeringstraject geleerd. ‘Politici begrijpen niet hoe ze mensen moeten benaderen. Waarom moeten vluchtelingen eerst de Heilige Taal Nederlands leren voor ze mogen werken? Waarom spreken politici altijd over “aanpassen” en “inburgeren”? De pot op met inburgering. Ik heb de talen die ik spreek, ook het Nederlands en het Frans, nooit geleerd omdat het moest, wel omdat ik wou communiceren. Wat we nodig hebben, is geen minister van Integratie maar een minister van Participatie en Engagement. Spreek mensen aan op wat ze kunnen, in plaats van ze met verplichtingen om de oren te slaan.’
Het is wat ook in het onderwijs misgaat: dat het niet vertrekt vanuit dromen en talenten, maar vanuit hokken en procedures en straffen. Hij breekt er zich nu al het hoofd over wat hij aan zijn dochter zal zeggen als ze op een Nederlandstalige school zit en gestraft wordt omdat ze tijdens de speeltijd Frans of Turks of Albanees spreekt. ‘We willen dat ze vele talen kent. Het onderwijs zal die meertaligheid afstraffen. Hoe moet het kind met dat conflict tussen thuis en school omgaan? Ik weet één ding dankzij mijn werk met jongeren: als je ze straft, krijg je het tegengestelde effect. Het is daarom dat het Nederlands allesbehalve hip is bij onze jongeren. Dat sommigen onder hen vooroordelen hebben over de Vlamingen. En er bestaan alternatieven. Er zijn een paar Nederlandstalige scholen die de meertaligheid gebruiken in plaats van ze te bestraffen. Als je een Turkse leerling hebt die een wiskundige bewerking niet begrijpt, dan vraag je een andere leerling van Turkse origine om het uit te leggen. Uit negentig procent van het onderzoek blijkt meertaligheid een troef voor kinderen. En meertaligheid begint bij een sterke moedertaal. Waarom wil je jongeren op school dan isoleren van hun moedertaal?’
Het beste kiezen
Hoewel hij zelf op zijn achttiende Albanië achter zich liet om in Brussel te komen studeren (’ik wou de grote internationale conflicten oplossen, en dat kon niet vanuit Albanië’), wil hij dat zijn dochter urenlang over haar Albanese en Turkse roots zal kunnen vertellen. ‘Ik weet dat ze op haar roots aangesproken zal worden,, zoals alle jongeren met een migratieachtergrond. De meesten van hen, ook zij die zeggen dat ze zich eerder Marokkaan voelen dan Belg, weten maar weinig over hun roots. Waarom noemen ze zich Marokkaan, denk je? Omdat zelfs hun leerkrachten niet over “leerlingen” maar over “de Marokkanen” spreken. Als het toch geproblematiseerd wordt dat je een andere achtergrond hebt, moet je weten wat je roots zijn, zodat je weet of ze al dan niet een probleem zijn. Mijn dochter zal weten dat er goede dingen zijn in Albanië, zoals gastvrijheid en zorgzaamheid, die een heel andere dimensie kennen dan hier. Dat er een cultuur van vertellen is. En ze zal weten dat er minder goede dingen zijn, zoals corruptie. Ik wil Inaya zeggen dat zij het geluk heeft dat ze het beste uit vele werelden kan kiezen. En dat ze niet moet wakker liggen van ministers die zeggen dat ze moet kiezen.’
Multigelovig
Er is nog iets wat België kan leren van Albanië, zegt hij: religieuze tolerantie. ‘Albanezen springen daar veel vrijer mee om. Gemengd-religieuze huwelijken zijn daar de norm. Mijn moeder is diepchristelijk, mijn vader is agnost, maar wij vierden thuis even goed de islamitische feestdagen. In mijn familie viel niemand erover dat ik met een Belgische van Turkse afkomst ging trouwen, en of ze nu moslima is of niet: dat vroeg zelfs niemand. Veel mensen hier staan negatief tegenover godsdienst, omdat ze een trauma hebben over de invloed van de katholieke kerk. Ze zijn blij dat ze dat juk hebben afgeschud, en hebben het daardoor moeilijk om religie nog met iets positiefs te associëren. Daardoor schieten ze ook zo in een kramp tegenover de islam. Ik vind dat jammer. Ik geloof niet in een god zoals hij beschreven wordt in de godsdiensten. Maar ik weet wat er in de Bijbel staat, en in de Koran, en in de Thora. Ja, daar staan gruwelijke dingen in, maar vooral ook veel inspirerende. Ik noem mezelf liever multigelovig dan agnost. Spiritualiteit is ons belangrijkste verweer tegen de consumptiemaatschappij. Ik wil dat mijn dochter zo veel mogelijk godsdiensten leert kennen, zoals ik haar ook muziek van alle continenten wil laten horen – als ik zelf dj, meng ik ook graag al mijn invloeden.’
Multigelovig, meertalig, multicultureel: Bleri Lleshi pleit voor veelheid, voor een herwaardering van het verschil ook, voor een radicale openheid. ‘We zullen onze dochter omringen met zo veel mogelijk diversiteit – zowel in kleur en afkomst als in gender of seksuele voorkeur. We moeten onze verschillen niet onder de mat vegen. Je moet ze kunnen zien zonder ze te problematiseren. Je vraagt aan je geliefde toch ook niet om alles weg te steken wat haar verschillend maakt van jou? Dat is geen liefde, dat is onderdrukking.’
’Inaya’ is uit bij Epo.
Eva Berghmans
Uit De Standaard 25/03/17
Ik vind dit gewoon prachtig en hartverwarmend! Deze boodschap vol positiviteit horen we veel te weinig!!!