Ik wil graag beginnen met een verhaal dat Toni Morrison, een Afro-Amerikaanse schrijfster, vertelde toen ze in 1993 de nobelprijs voor de literatuur in ontvangst nam. Toni Morrison beschouw ik als mijn literaire moeder en als zij een verhaal vertelt dan luister ik.
Om het verhaal wat in te bedden in de Antwerpse context heb ik mij de vrijheid gepermitteerd om het wat aan te passen.
Het verhaal gaat als volgt;
Er was eens een oude vrouw die al jaar en dag niet kon zien. Zij was blind en ze droeg een hoofddoek. Maar dat zij blind was en een hoofddoek droeg, wilde niet zeggen dat zij niets wist. Integendeel de oude blinde vrouw had in haar stad en de wijde omgeving de reputatie een wijze vrouw te zijn. De inwoners van de stad kwamen vaak bij haar te rade over de meest uiteenlopende kwesties.
Op een dag kreeg zij het bezoek van een groep mannen en vrouwen die met haar een grap wilden uithalen. Het waren nuchtere, hardwerkende mannen en vrouwen die voor eens en voor altijd deze oude vrouw wilden ontmaskeren. Zij waren ervan overtuigd dat de oude vrouw een bedriegster was die onterecht veel aanzien kreeg van de mensen in de stad. Haar wijsheid was voor deze mannen en vrouwen van geen enkele betekenis. Want hoe kon een blinde vrouw met een doek op haar hoofd, weten hoe de wereld draaide? Dat konden enkel zij, de hardwerkende mannen en vrouwen die gezegend waren met een scherp zicht. Zij waren het die wisten wat goed en wat slecht was voor hun stad en de inwoners van de stad moesten voortaan maar bij hen te rade komen.
Toen ze voor haar stonden, stelden ze haar een vraag.
‘Oude vrouw’ zeiden ze,
‘Oude vrouw, wij hebben een vogel in onze handen, wij willen dat u ons vertelt of die vogel in onze handen dood of levend is.’
De wijze vrouw zweeg. Lang.
Daarop herhaalden de mannen en vrouwen hun vraag met aandrang;
‘Zeg ons of de vogel die wij in onze handen hebben dood of levend is.’
Nog steeds antwoordde de oude vrouw niet, ze was blind en ze kon dus niet zien of de vogel die de mannen en vrouwen in hun hand hielden, dood of levend was, noch kon ze zien welke kleur hij had of tot welke soort hij behoorde.
Zij wist alleen met welke intentie de mannen en vrouwen bij haar waren gekomen.
Na een lange stilte antwoordde de oude vrouw met zachte stem; ‘ik weet het niet. Ik weet niet of de vogel die jullie vasthouden dood of levend is. Maar wat ik wel weet is dat de vogel in jullie handen is. Hij is in jullie handen.’
Daarmee had de oude, blinde vrouw de verantwoordelijkheid van de mannen en vrouwen op scherp gesteld.
Want het was mogelijk dat de mannen en vrouwen de vogel levenloos hadden gevonden. Maar het was ook mogelijk dat ze de vogel levend gevangen hadden en hem nadien gedood hadden. En als ze de vogel niet gedood hadden, konden de mannen en vrouwen nog steeds beslissen om de vogel te doden. Wat de situatie ook was, de vogel was in hun handen en hij viel onder hun verantwoordelijkheid.
De hulpeloze vogel in dit verhaal is een metafoor voor alles wat in onze handen ligt en waar wij naar eigen goeddunken over kunnen beschikken, simpelweg omdat we mens zijn. We hebben de macht om goed te doen en we hebben de macht om kwaad te doen.
De metafoor van de vogel staat vanavond voor de fragiele stad die in de handen van haar inwoners ligt. Ik geloof in het beeld dat elke inwoner de stad in zijn of haar handen heeft en zo ook verantwoordelijkheid draagt voor de staat waarin de stad zich bevindt.
We kunnen de stad verstikken of we kunnen de stad ruimte geven om te ademen.
Dat een stad in de handen van haar inwoners ligt, wil echter niet zeggen dat de inwoners de stad bezitten. Dit gaat niet over eigendomsrecht. En toch beweren sommigen dat het daar wel over gaat. Wanneer zij over de stad spreken gebruiken zij de retoriek van de bezitter, van de eigenaar. ‘De stad is niet van iedereen’ hoor je dan beweren. De stad behoort toe aan een bepaalde elite. Een elite die zichzelf omschrijft als hardwerkend en dus welgesteld. Niet blind en dus sterk en gezond en geen enkel geloof aanhangend dan dat van de nietsontziende vooruitgang.
Die elite bepaalt de spelregels, beslist wie burger is van de stad en wie niet. Wie getolereerd wordt en wie niet. Wie waar wel mag komen en waar niet in de stad. De elite bepaald de norm en elk gemanifesteerd verschil, elke afwijking wordt als inciviek gedrag opgevat of zelfs als een daad van agressie. Als een aanval op de identiteit van de elite. Een identiteit die uit een blok marmer gekapt lijkt te zijn.
En ze rechtvaardigen hun exclusief eigendomsrecht op de stad door te zeggen dat eigendomsrecht enkel voor de elite is weggelegd en dat bovendien hun voorouders van hier zijn, sinds mensenheugenis en dat ze nog strijd hebben geleverd in 1585 tijdens de slag om de Kouwensteinsedijk en iets later ook nog tijdens het beleg van Antwerpen in 1832 tegen de Fransen en in de loopgraven in 1914 tegen de Duitser en decennia later nog eens tegen diezelfde Duitser. Neem ze dan maar eens mee naar Gembloux. Toon hen de graven van onbekende Senegalese, Marokkaanse en Congolese soldaten die hier gesneuveld zijn terwijl ze de nazi’s probeerden tegen te houden. Zeg hen ook nog dat ontelbare en naamloze Anderen gesneuveld zijn in hun verre continenten en nog steeds sneuvelen voor Europa. Als het een kwestie is van bloed, dan is de bodem verzadigd, ook met het bloed van de anderen.
Ze zeggen ook nog dat ze hard gevochten hebben om hun taal te bevrijden en te vrijwaren, vraag hen dan waarom ze die bevrijdde taal oneer aandoen door die nu in te zetten als politiek wapen om uit te sluiten? Om te verdelen? Om te vernederen?
Ze zeggen dat ze hard gewerkt hebben om te bereiken wat ze bereikt hebben.
Herinner hen dan aan de mannen in de mijnen van Marcinelle en Zwartberg. Aan de mannen in de staalfabrieken van Olen en Charleroi, aan de arbeiders in de tuinbouw van Sint-Katelijne-Waver.
En vraag hen af en toe om naar hun handen te kijken.
Hoe zien bezitterige handen eruit? Hoe zien die handen er uit wanneer angst de belangrijkste passie is in hun hart? Ze nemen zich voor zich niets te laten ontnemen door de anderen. Hun handen worden klauwen.
Je kan geen eigendomsclaim hebben op een stad. Net zo min kan je een eigendomsclaim hebben op rivieren, de maan en de sterren, de bomen in het bos.
Voor mij is een stad in handen van haar inwoners een stad in beheer, een tijdelijk toevertrouwd geschenk.
Ik zie de stad als een Amanah.
Al Amanah is een islamitisch concept dat zich moeilijk laat vertalen. Vreest niet, dit wordt geen theologische les, daarvoor heb ik niet de juiste competenties. Maar ik vind dit concept passend om uit te leggen hoe wij met die stad zouden moeten omgaan om er een deugdzame stad van te maken. Een stad die goed is voor al haar inwoners.
Al Amanah heeft, onder meer, betrekking op de morele verantwoordelijkheid die mensen hebben, dag in dag uit, tegenover elkaar en tegenover al de dingen die zijn.
Het vertrekt van de idee dat de zaken waar de mens gebruik van kan maken en die hem te beurt vallen, niet zijn bezit zijn. Ze worden hem slechts toevertrouwd en hij heeft de plicht om daar deugdzaam mee om te gaan, als een goede huisvader of een goede huismoeder. Die plicht houdt ook in dat je daarna de toevertrouwde zaak in goede omstandigheden moet doorgeven aan de volgende in rij, in dit geval de nieuwe generatie stadsbewoners.
Iemand die de verantwoordelijkheid draagt van een Amanah heeft er alle belang bij er zeer omzichtig mee om te springen. Want er zal rekenschap moeten gegeven worden over dit beheer. Als gevolg zal de beheerder verplicht zijn een lange-termijn visie te ontwikkelen want er zal een tijd komen dat hij de fakkel doorgeeft.
Het getuigt dus niet van deugdelijk beheer wanneer de elite die bestuurt de angst voedt in haar stad, de inwoners verdeelt en tegen elkaar opzet. Sociale uitsluiting in de hand werkt, juridische willekeur installeert en islamofobie en racisme relativeert. Door dit nu wel te doen knijpen ze alle leven dood in de stad.
Het getuigt van kortzichtigheid te zeggen dat de superdiverse samenleving een bedreiging is en zal leiden naar een catastrofe. Goede beheerders denken vooruit, zien de opportuniteiten in hun stad. Ze begrijpen dat superdiversiteit een realiteit en tegelijk een uitdaging is, want zonder die diversiteit blijft een cultuur, een stad ter plaatse trappelen.
Goede beheerders die hiervan overtuigd zijn werken proactief aan inclusie en creëren kansen en een klimaat dat gunstig is. Ze leggen de nadruk op de succesverhalen, het goede nieuws en niet op mislukkingen, crisis en de apathie. Ze vertellen een positief verhaal over ons, spreken de onverdraagzamen kordaat tegen en delen hun burgers niet op in wij en zij.
Maar om die omslag te maken moet de elite haar eigendomsclaim loslaten. En op tijd en stond een blik werpen op dat vogeltje in hun handen. Geen angst hebben om de vingers wat te openen zodat er licht en lucht genoeg is en de druk wegvalt.
En vooral, op tijd de Amanah doorgeven aan de volgende generatie.
Maar voor het zover is, roep ik iedereen op om alvast dat ademende bundeltje veren en botten dat jullie allemaal in handen hebben, goed te verzorgen en te omringen met liefde, veel liefde.
Rachida Lamrabet
foto @ Koen Broos
Deugdzame stad, Moussem
21 december 2013
https://blerilleshi.wordpress.com/
https://www.facebook.com/Bleri.Lleshi
Twitter @blerilleshi
Dit is op Ali Salhi's Blog herblogden reageerde:
Er boenk op…!!
Heel mooie beschrijving van jou. Bv. de zin: „Voor mij is een stad in handen van haar inwoners een stad in beheer, een tijdelijk toevertrouwd geschenk”. Wondermooi omschreven en heel sprekend. Ik heb al veel gelezen over de omschrijvende kracht van de Moslim-cultuur, maar over Al Amanah had ik nog nooit gehoord. Westerse talen en culturen missen die kracht. Ben na het lezen van je artikel verder over Al Amanah gaan lezen en je zegt terecht dat het zich moeilijk laat vertalen. Sommigen zouden het misschien vertalen door „de stad is van iedereen, verzorg ze goed”, maar dat is niet juist. Het mist die morele verantwoordelijkheid. Anderen vertalen het door „de stad is niet van jou, breng respect op”. Dat is nog minder toepasselijk, vind ik. Maar volgens mij bedoelen ze iets in de aard van „Al Amanah” en kunnen ze het niet juist verwoorden. Bij gebrek aan een juiste term ervoor. In het Engels vind ik er ook geen term voor. Ik vind het zo’n buitengewoon mooie en toepasselijke term voor een concept dat het tijdelijk goed beheren van iets omschrijft. Zoals het beheren van iets gelijk een goede huisvader. En een stad als Antwerpen en een erfgoed als bv. het Centraal Station zijn echte geschenken die ons allen ter beschikking gesteld zijn. Onze tot op heden gekozen politiekers en verantwoordelijken hebben ervoor gezorgd dat ze er nu zo zijn als ze nu zijn. En de volgende generatie politiekers en verantwoordelijken zullen er zorg voor moeten dragen dat ze zullen zijn wat ze zullen zijn. Elk nieuw moment in het verleden, heden en toekomst zal iedere burger van deze talrijke geschenken kunnen genieten. Het is inderdaad overbodig om het als een bezit te beschouwen. Het zijn werkelijk geschenken. Ik heb al bij de eeste maal dat de slogan „de stad is van iedereen” gebruikt werd, vreemd opgekeken. Ik vroeg me af wat ze eigenlijk bedoelden, want wat ze zeiden en hoe het bij mij overkwam, dat konden ze toch niet menen. Nu weet ik het. Het is „Al Amanah”. Laat ons dat woord inderdaad gebruiken. Een nieuw woord voor onze taal en eens iets anders dan een woord afkomstig van het Engels.
Ikzelf heb zo’n dertig jaar in Antwerpen gewoond, voorwaar op de mooiste plekken, de kaaien, het zuid, en aan het Conscienceplein.
Ik kende de stad van binnen en van buiten, zo meende ik althans.
“Het” stad, dat lag binnen den Boulevard en ik voelde me er vrij goed, al was Antwerpen toen niet geheel wat het nu geworden is…
Maar door mijn professionele activiteiten heb ik een geheel andere stad leren kennen. Een stad die daar eindeloos ver vandaan ligt, alsof het in een andere wereld ligt of toch een ander -deel allesinds.
De Stuyvenbergwijk, het Schijnpoort, de Dam etc.
Ik moet zeggen dat er bij mijn eerste reactie bij het aanschouwen van die andere stad wel wat ontzetting was, dit leek in schril contrast te staan met de pracht en praal die ik gewoon was. Maar al snel leerde ik dat die andere stad ook wel wat te bieden had.
Nu jaren later, bekruipt me een erg onaangenaam gevoel wanneer ik door “de” stad wandel. Waar ik voorheen als een vis in het water vertoefde voel ik me nu geheel vervreemd. Wat ik vroeger als gezellig ervaarde komt nu over als oppervlakkigheid. Praal maakte plaats voor prestige, materialisme en vooral verzuring. Ik voel me als een geheel vreemde.
Als ik heden ten dage in Antwerpen wil rondlopen en me er thuis voelen, dan prefereer ik die Stuyvenbergwijk. Eigenaardig, op het eerste zicht lijk ik er niet thuis, laat ons zeggen dat ik nogal duidelijke noorderse trekken heb, en toch, ik wordt er helemaal niet op afgerekend. En het mag er allemaal net iets minder opgeknapt uitzien dan op de Grote markt of De Waelplaats, het leeft er wel. En dat is wat een stad maakt, geen jachthaven en lofts, geen pracht en praal, maar hartelijkheid en vooral menselijkheid.
Als je goed in Antwerpen wilt vertoeven, vergeet het MAS, de Grote Makt en het Zuid. Stuyvenberg is the place to be.